Hier en daar gebeurt het: hulpverleners met een jeugdzorgverleden zetten hun eigen ervaringen in op hun werk; ex-cliënten vertellen professionals hoe zij graag bejegend hadden willen worden. Zou ervaringsdeskundigheid meer benut moeten worden?
Uit huis geplaatst worden en in een pleeggezin en een leefgroep wonen. Als kind gepest zijn, worstelen met de coming-out als homoseksueel. Maurits Boote (24) ontdekte al vroeg in zijn leven dat onaangename ervaringen niet alleen beperkend maar juist ook een bron van kracht kunnen zijn. Tijdens zijn studie had hij al een bijbaantje als jeugdhulpverlener. Het werk sprak hem aan maar een klassieke hulpverlener heeft hij nooit willen zijn. ‘De relatie tussen cliënt en hulpverlener voelt vaak erg scheef’ licht hij toe. ‘De hulpverlener weet alles van de cliënt maar andersom is dat helemaal niet zo. Er is geen echt persoonlijk contact. Dat voelde voor mij niet goed.’
Ervaringskennis inzetten kan een manier zijn om dichter bij een cliënt te komen, meent hij. Boote werkt als projectmedewerker Jeugd en LHBT bij Movisie. Maar sinds kort is hij ook voor één dag in de week aangesteld als ervaringsdeskundige jeugdhulpverlener bij het ambulante team van Intermezzo. Hij geeft een voorbeeld uit de praktijk: ‘Laatst ging ik op huisbezoek bij een jongen die geen hulp meer wilde en aanvankelijk erg afstandelijk was. Totdat ik aangaf dat ik hem helemaal begreep, dat ik me vroeger ook altijd ongehoord en onbegrepen heb gevoeld. Inmiddels helpen we hem aan een school en het verbeteren van het contact met zijn ouders.’
Ervaringsmaatje
In de jeugdzorg wordt, in tegenstelling tot in de psychiatrie en de verslavingszorg, nog maar mondjesmaat met professionele ervaringsdeskundigen gewerkt. Dat Boote in die functie betaald aan het werk is, is een uitzondering. Wel worden ervaringsdeskundige ouders en jongeren op diverse plekken, meestal op vrijwillige basis, ingezet om professionele hulpverleners te ondersteunen of te trainen. Zo startten adviseurs Thijs Janssen en Fietje Schelling een paar jaar geleden bij JSO (een kennis- en adviesbureau in het sociale domein) samen met Bureau Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland het project Experienced Experts (ExpEx). De ExpEx’s zijn getrainde ex-jeugdzorg jongeren die ingezet worden als ondersteuning voor andere jongeren in de jeugdzorg.
Het is ook de bedoeling dat ze hulpverleners gaan adviseren over hun aanpak. Schelling: ‘In de jeugdzorg is het een hele tijd de norm geweest dat je met een zekere afstand moest handelen. Ik denk dat we bezig zijn met een kentering. Vanuit de samenleving is veel onvrede geuit over de jeugdzorg. Dat is een van de redenen geweest voor het inzetten van de transitie. Ik denk dat ervaringsdeskundigen een belangrijk rol kunnen spelen bij een cultuuromslag.Koppel ze aan jeugdteams of laat ze professionals trainen in bejegening.’
Van Mars
Is het wenselijk dat er, net als in de verslavingszorg en de psychiatrie, ook in de jeugdzorg meer met ervaringsdeskundigen wordt gewerkt? Zijn jeugdzorgverleners te zakelijk en te afstandelijk en kan de inzet van ervaringsdeskundigheid daar verandering in brengen? Marjan de Lange, programmaleider effectieve jeugdhulp bij het Nederlands Jeugdinstituut, is enigszins kritisch als het gaat om het inzetten van (vrijwillige) ervaringsdeskundige jongeren en ouders als ondersteuning van professionals. ‘Het delen van de eigen ervaringen kan voor een deel van de cliënten best goed zijn. Maar dat hoeft niet te betekenen dat dat voor iedereen geldt. Cliënten kunnen ook denken: ja maar nu gaat het niet meer over mijn verhaal. Bovendien speelt het risico van projectie: wat goed geweest is voor de betreffende ervaringsdeskundige hoeft niet op dezelfde manier ervaren te worden door een de cliënt.’
De vraag of professionals nu vaak te zakelijk zijn, vindt ze lastig te beantwoorden. ‘Ik weet dat er veel bevlogen hulpverleners zijn die verre van afstandelijk zijn.’ Toch denkt ze dat een grote groep professionals op het vlak van bejegening een en ander kan opsteken van ervaringsdeskundigen. ‘Een jaar of vier geleden was ik op een congres over cliëntenparticipatie voor onderzoekers en professionals. Daar had ik sterk het gevoel dat we over cliënten spreken alsof ze van Mars komen. We hebben het over het beïnvloeden van cognities van jongeren en het aanleren van opvoedstrategieën aan ouders. Daarbij treedt toch een soort ontmenselijking op. Het gaat te weinig over: wat doet dit probleem met dit kind? Wat betekent het voor een ouder om daar dagelijks mee om te gaan? Ook in de WO en de HBO-opleidingen wordt daar niet altijd voldoende aandacht aan besteed.’
Distantie
Bij de Brabantse jeugdzorginstelling Combinatie Jeugdzorg krijgen medewerkers al sinds 2000 de training Mijn leven is jouw Werk, gegeven door ervaringsdeskundige ouders en ex-cliënten. We geven de training niet omdat we vinden dat hulpverleners cliënten niet goed bejegenen, wel omdat het altijd beter kan, zegt persvoorlichter Bernadet Engels. Trainer en ervaringsdeskundige ouder, Lauranne Jansen geeft aan dat het er vooral om gaat een bewustwordingsproces bij medewerkers op gang te brengen. ‘Vaak gaat het om kleine dingen. Hulpverleners realiseren zich bijvoorbeeld niet altijd wat het voor een impact heeft voor ouders als je letterlijk en figuurlijk in hun keuken komt kijken. Zo kon ik het zelf in het begin niet aan om de video-opnames van mij en mijn kind te bekijken. Pas toen ik dat bespreekbaar kon maken met de hulpverlener, kregen we een klik. Zij doet dat een paar keer per week en had daar helemaal niet bij stilgestaan.’
Engels vertelt dat het spannend was om de training te beginnen. ‘Je moet voorkomen dat medewerkers en ervaringsdeskundigen tegenover elkaar komen te staan. Het is heel belangrijk om de goede toon te treffen en de juiste voorbeelden te geven. Volgens mij zijn we daar goed in geslaagd. Medewerkers schieten zelden in de verdediging. En de waardering van cliënten voor bejegening is bij ons altijd erg hoog.’ Jansen voegt toe: ‘Het is ook belangrijk dat ervaringsdeskundigen enige distantie hebben tot hun eigen verhaal. Nieuwe ervaringsdeskundigen krijgen altijd een cursus van mij. Als ik maar enigszins het gevoel krijg dat er bijvoorbeeld gevoelens van revanche spelen, gaat het niet door.’
Woonbegeleider Fleur Termeer volgde de training ( twee keer een halve dag) een paar maanden geleden met haar team. Sindsdien vraagt ze cliënten vaker expliciet wat ze van haar aanpak vinden, of ze dingen misschien anders zou moeten doen. Verder stelde ze samen met het team een visie cliëntparticipatie op die ze ook aan de cliënten voorlegde. ‘Wij hadden daarin veel geschreven over de manier van omgaan met elkaar’ vertelt ze. ‘De cliënten wilden dat er meer in kwam te staan over praktische hulpverlening: zeggen wat je doet, en doen wat je zegt. Verder hebben we ook een aandachtfunctionaris benoemd die ervoor zorgt dat het onderwerp regelmatig op de agenda van de teamvergaderingen komt.’
Cultuurverandering
Omdat er in de psychiatrie en de verslavingszorg al veel aandacht is voor ervaringsdeskundigheid, hebben diverse HBO-opleidingen hulpverlening het onderwerp inmiddels als keuzevak/specialisatie in de opleiding opgenomen. Bijzonder op de SPH Windesheim is dat het vak in het eerste jaar verplicht is voor alle studenten. ‘Het is bekend dat veel hulpverleners zelf cliëntervaringen hebben, licht Alie Weerman, coördinator van de afstudeerrichting Ervaringsdeskundigheid, toe. ‘Het is een enorme bron van kennis waar voorheen niets mee gedaan werd. In de gezamenlijke lessen leren de studenten ook van elkaar.’
Later in de opleiding kunnen studenten met cliëntervaringen kiezen voor de specialisatie ervaringsdeskundigheid. Weerman: ‘Ze leren om hun ervaringen gedoseerd en evenwichtig in te zetten. Je moet, onder andere, goed kunnen inschatten welke cliënt er baat bij heeft. Je kunt cliënten er ook mee belasten.’ De opleiding vanuit deze specialisatie in de jeugdzorg afronden, is echter lastig. ‘We hebben wel studenten die het zouden willen maar het is heel moeilijk om stageplaatsen te vinden’ verklaart Weerman. ‘Ik vind dat vreemd. In het landelijke competentieprofiel dat GGZ Nederland heeft opgesteld voor de functie van ervaringsdeskundige, staat dat het profiel ook geschikt is voor de jeugdzorg.’
De inzet van ervaringsdeskundigheid behelst meer dan alleen het gebruik van eigen ervaringen. Volgens deskundigen gaat het om een cultuurverandering in de gehele hulpverlening. Weerman: ‘Wat ervaringsdeskundigen doen, ondermijnt de oude beroepsopvatting over de professional die het altijd beter weet en professionele distantie moet bewaken.’ Paulina Sedney, die onder andere promotie-onderzoek doet naar de inzet van ervaringsdeskundigheid in de ggz. ‘Het gaat om een andere manier van werken. Iedereen heeft ervaring. Sommige professionals vinden het al moeilijk om hun vakantie-ervaringen te delen met cliënten. De discussie over professionele distantie, laat je iets van jezelf zien of niet, wordt door de komst van ervaringsdeskundigen in een instelling versneld.’
Dat gaat echter niet altijd zonder slag of stoot, zo blijkt uit de ervaringen in de ggz. ‘Omdat ervaringsdeskundigheid is geboren vanuit een kritische insteek, bedoeld om de zorg te veranderen, staat het soms haaks op het gevoel van het team dat het goed bezig is’ verklaart Marianne van Bakel, projectleider HEE bij het Trimbosinstituut. Maurits Boote, die sinds kort als (enige) ervaringsdeskundige jeugdhulpverlener in een ambulant jeugdteam werkt, heeft ook al gemerkt dat zijn manier van werken tot discussies leidt. ‘Wat zet jij in van je eigen ervaringen en je eigen leven? Daar hebben we het nu in het team over. Het zou erg scheef zijn als de ervaringsdeskundige heel veel deelt met de jongeren en de andere hulpverleners niet. We zijn op zoek naar een balans daarin.’
[kader]
‘Ik kan me goed verplaatsen in kinderen’
Richard Derksen, coördinator cliëntencontact Entrea: ‘Ik werk al vijfentwintig jaar in verschillende functies in de jeugdzorg. Van origine ben ik groepsleider. Zelf ben ik ook opgegroeid in internaten en bij pleegouders. Mijn ouders zijn uit de ouderlijke macht gezet toen ik vier jaar oud was.
Ik gebruik mijn eigen ervaringen zeker in mijn werk. Ik kan me vaak goed verplaatsen in kinderen en in wat ze emotioneel ervaren. Dat je ouders je achterlaten en vervolgens iemand tegen je zegt: “Hier ga jij tijdelijk even wonen.” Nou, ik weet nog wel hoe dat voelt. Een van de eigenschappen die ik heb ontwikkeld, is dat ik een kind nooit zal afwijzen of veroordelen. Daar ben ik wel heel erg extreem in.
Ik deel mijn ervaringen soms ook met de jongeren. Dat kan een voorsprongetje opleveren bij kinderen die wat moeilijker te bereiken zijn omdat ze denken dat jij totaal niet weet waar het over gaat. Maar je moet er wel gepast gebruik van maken, heb ik gemerkt. Het kan ook tot wantrouwen en afstand leiden omdat zo’n jongere dan denkt: die weet wat ik denk en wat ik van plan ben.
In het begin was het soms best confronterend om jongeren te begeleiden die hetzelfde meemaakten als ik. Veel met mensen daarover praten, heeft mij erg geholpen. Later wen je er aan. Het is niet zo dat je altijd maar achtervolgd hoeft te worden door wat je hebt meegemaakt.’
[ kader]
‘Ik vertel cliënten zelden wat ik zelf heb meegemaakt’
Patricia Soeter, intensief trajectbegeleider: ‘Ik ben vroeger misbruikt door een buurjongen. Daardoor kwam ons gezin op zijn kop te staan. Mijn vader ging nog meer drinken dan dat hij al deed. Mijn moeder kreeg psychosomatische klachten. Uiteindelijk zijn ze gescheiden.
Ik heb in mijn jeugd heel wat hulpverleners gezien, ook bij Bureau Jeugdzorg. Sommigen hebben me goed geholpen, anderen minder. Een van de redenen dat ik zelf in de jeugdzorg ben gaan werken, is dat ik sommige dingen anders wilde doen. Ik vond het bijvoorbeeld allemaal heel erg zakelijk. Als je je hulpvraag niet kon formuleren, dan kon je weer vertrekken. Terwijl je soms niet goed onder woorden kunt brengen wat de hulpvraag eigenlijk is. Daarom luister ik altijd heel goed naar wat een jongere wil vertellen.
Ik vertel cliënten zelden wat ik zelf heb meegemaakt. Ik ben er om sturing te geven aan iemands leven. Daarbij heeft iemand helemaal niets aan mijn verleden. Zelf heb ik ook weinig aan lotgenotencontact gehad. Erkenning krijgen is niet genoeg. Bij het lotgenotencontact waren ze bijvoorbeeld niet deskundig genoeg om te zien dat sommige dingen niet met het misbruik te maken hadden. Uiteindelijk is het belangrijker dat iemand inzicht heeft in hoe systemen werken, hoe verwerking op gang komt en dat er dingen aan de hand kunnen zijn die een veel grotere impact hebben dan het misbruik op zich.’